dinsdag 7 september 2010

’t Râik van de schoolmieësters és aait!

In het bekende gezegde “zijn rijk is uit” verwijst het woord “rijk” naar de oorspronkelijke betekenis van het woord,nl. de heerschappij, het gebiederschap, het oppergezag van vorsten en heersers.


Nu, en zeker met betrekking tot schoolmeesters, wordt dat “rijk” in figuurlijke zin gebezigd: het rijkelijke, lange, gelukzalig nietsdoen is ten einde en… het wordt werken geblazen!


Wie buiten de schoolwereld stond (en staat) is altijd wel een tikkeltje jaloers geweest op die lange vakantieperiode. Het schoolmeestersleventje werd als een leuke job aangezien waarin vakantie nooit ver weg was.


Van iemand die niet graag werkte (en zich dus veel vakantie toewenste) werd hier gezegd: “hè wilt schoolmieëster wèrn in de zoomer en maitsjer in de winter”, var. “hè zâ ’t werk willen van ne schoolmieëster in de zoomer, en van ne maitsjer in de winter”, zodat hij ’s zomers en ook in de winter (dan hebben de metselaars vorstverlet) vakantie had.


Met enig leedvermaak wordt hier dan ook bij het begin van het schooljaar van de schoolmeesters gezegd: “’t zal heuln nâig vaarn”, of schilderachtiger, “ ’t zal heule gat nâig vaarn”, het zal ze vreemd voorkomen.


We wensen alle schoolmeesters “korozje”, var. “korozj’ in de broek!”. Over een kleine twee maanden is’t weer vakantie!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten